Net wanneer ik halverwege een artikel ben waarin verslag wordt gedaan van een echtpaar dat haar honden verwaarloost, hoor ik mijn dochter verzuchten: “Was ik maar een hond…” Huh?! Maar in tegenstelling tot mijn blik is die van haar gericht op onze boxer die met volledige overgave minstens de helft van de bank in beslag neemt. Ze slaapt, alwéér, en aan haar malende poten te zien droomt ze van konijnen die ze op het zandpad achterna zit. Haar tong hangt weerloos uit haar bek en ze maakt er grappige geluidjes bij. We hebben dit tafereel al ik weet niet hoe vaak gezien, want de hond mag graag en veel slapen, maar we smelten iedere keer weer vanwege de hoge schattigheidsfactor. Ah, zo zoet!
Als ze niet slaapt fungeert de bank als haar vaste uitkijkpost; al het passerende verkeer wordt nauwlettend in de gaten gehouden en van commentaar voorzien; een ‘Awoewoewoewoe…!’ betekent: onbekend persoon op het pad! Een onheilspellende gegrom uit het diepst van haar keel: kat op mijn terrein!
Een kort en krachtig ‘Woef woef ‘gevolgd door een sprint naar de keukendeur: Hoera, de baas is thuis!
Na viereneenhalf jaar hond is de, niet zo heel goedkope, bank inmiddels vergeven van de hondenharen en onbestemde vlekken, iets waarvan ik voordien alleen maar kon gruwelen, maar ach, het is je hond hè en een kleedje erover doet wonderen. En niet alleen de helft van de bank is haar domein, ook een anderhalfzitter, een mooi stukje design bovendien, is een troon. Er ligt altijd overal zand of iets wat daar op lijkt en het logeerbed boven… laat maar; ik begrijp wel waarom mijn kind het hondenleven zo benijdenswaardig vindt. Zíj zit steunend en kreunend aan een verslag dat maar niet wil vlotten en de hond… de hond slaapt, dut, speelt, kijkt, knuffelt, snoept, poept, rent, eet, wandelt, slaapt, dut, speelt… Dit hondenleven dan wel te verstaan want zij begrijpt ook wel dat een gelukkig hondenleven behoorlijk afhankelijk is van het baasje waar je als hond terecht komt.
‘Ol heeft toch een heerlijk leven bij ons?’ Dat lijkt me wel, maar om nou mijn ‘mens zijn’ in te ruilen voor ‘het hond zijn’? Ze somt vlot de voordelen op: ‘Je hoeft geen, echt nóóit, ingewikkelde verslagen in te leveren, nèver je kamer op te ruimen of boodschappen te doen. Er bestaat niet zoiets als een hypotheek, je maakt je geen zorgen over waar het met de wereld naar toe gaat, je bent niet verantwoordelijk om iedere dag iets fatsoenlijks op tafel (en in de hondenbak) te zetten,…
Klopt. Als hond leef je enkel in het hier en nu en komt na jou de zondvloed al heb je geen idee wat dat concept inhoudt. Dat klinkt op het eerste gezicht best aanlokkelijk maar… geen invloed hebben op de koers van je leven of de mensen met wie je dat leven deelt? Geen eigen keuzes maken of beslissingen nemen? Geen eigen inbreng hebben en geen commentaar kunnen leveren? Hoe zou dat zijn, om altijd en helemaal afhankelijk te zijn van het leven dat je baas leidt? Ze denkt aan mijn, aan ons leven en trekt een vies gezicht. Het eerst zo begeerde hondenleven verliest razendsnel z’n appeal. ‘Eh, inderdaad, dát is natuurlijk verschrikkelijk!’ En bedankt.